Platformreactie publieke consultatie Regeling energievervoer

Korte samenvatting

Als Platform onderschrijven wij dedoelstelling om de inzet van hernieuwbare energie in vervoer verder op teschalen en daarmee de fossiele CO₂-uitstootsubstantieel te reduceren. Tegelijk signaleren wij risico’s in de huidigeontwerpregeling die de klimaateffectiviteit, investeringszekerheid enuitvoerbaarheid kunnen beperken. Hieronder in samenvatting de vier hoofdpuntendie we in deze reactie verder uitwerken:

  1. Aantonen van de biogene oorsprong van biobrandstoffen op het punt vanuitslag tot verbruik (inboeking) zorgt voor uitsluiting van productiepaden diegebruik maken van gedeelde infrastructuur, denk bijvoorbeeld aan LPG of hetgasnetwerk. Hier zou verificatie van het biogene karakter van een grondstof ofbrandstof, en daarmee van het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen, op eeneerder moment in de keten plaats moeten vinden. Vervolgens kan die informatieadministratief doorgegeven worden door de keten.
  2. De in de bijlage opgenomen vereiste om via monstername en analyse dehoeveelheid vloeibare hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprongRFNBO’s in het geleverde brandstofmengsel aan te tonen is nietuitvoerbaar. Het hernieuwbare karakter en de oorsprong ervan (hernieuwbareelektriciteit) kan uitsluitend worden vastgesteld via administratieve enketencertificeringssystemen, zoals massabalansadministratie.
    Bovendien sluit de tekst van Bijlage 2, deel B niet aan bij de formulering inartikel 8.3.c. De titel van het betreffende onderdeel spreekt over het“aantonen van de aanwezigheid van een fysieke hoeveelheid brandstof”, niet overhet aantonen van de aanwezigheid van “hernieuwbare brandstoffen vanniet-biologische oorsprong”.
  3. Het valt niet goed te begrijpen in hoeverre het noodzakelijk is omaparte massabalansen te voeren (artikel 25b). Het introduceren in deze regelingvan gescheiden massabalansen voor biobrandstoffen enerzijds en hernieuwbarebrandstoffen van niet-biologische oorsprong (RFNBO’s) anderzijds, evenals hetvereisen van aparte bewijzen van duurzaamheid en hernieuwbaarheid, lijkt ons inde huidige fase van marktontwikkeling niet doelmatig en belemmert de opschalingvan hernieuwbare energie in vervoer. Een geleverde brandstof kan dan naar onzemening of alleen een deel biobrandstoffen bevatten, of alleen een deelhernieuwbare brandstof bevatten, en niet een mengsel van beide, want in datlaatste geval is met de monstername en analyse niet het aandeel van beide aante tonen. Het leidt tot een barrière voor de manier waarop de markt debrandstofinfrastructuur gebruikt.
  4. Het Platform is van mening dat het gebruik van het gasnetwerk voorleveringen op basis van garanties van oorsprong aan vervoer moet blijvenbestaan, met een correctie voor een eerlijk speelveld voor de routes diefysieke vloeibare hernieuwbare methaan leveren.
  5. De Brandstoftransitieverplichting is in zijn huidige vorm na 2030 nietlanger houdbaar. Het volume waarover we de verplichting vaststellen zalafnemen. Om te zorgen dat hernieuwbare brandstofopties de fossiele brandstoffenvervangen, zullen daarom de percentages in de jaarverplichting steeds hogergesteld moeten worden tot (ver) over 100%. Verder is er sprake vanoverschatting van fysieke emissiereductie door een te hoge administratieveberekening van de CO2-reductie van hernieuwbare elektriciteit.Hierdoor zal Nederland te maken krijgen met hogere (dan noodzakelijk)restemissie van fossiel in de vervoerssector.