Reactie op PBL studie naar ‘Beschikbaarheid en toepassingsmogelijkheden duurzame biomassa’

25-05-2020 | In een onlangs verschenen rapport (7 mei 2020) over ‘Beschikbaarheid en toepassingsmogelijkheden van duurzame biomassa’ trekt het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) zeer zinnige conclusies om te betrekken bij een goede strategie voor duurzame biomassamobilisatie. Het Planbureau voor de Leefomgeving vraagt ondermeerterecht aandacht voor de bedreiging die uitgaat van verlies aan biodiversiteit. Deze kwestie is urgent. En hoewel de vraag naar biomassa voor niet voedsel en voeder gerelateerd landgebruik verhoudingsgewijs een kleine rol speelt, vindt het Platform dat de vraag naar biomassa actief moet bijdragen aan het verduurzamen van het gehele systeem van landgebruik, waarin biodiversiteit versterkt wordt en op basis van een gezond, sterke bodem.

Aanbevelingen voor nationaal duurzaamheidskader voor inzet biomassa

Voor de ontwikkeling van een nationaal duurzaamheidskader voor inzet biomassa voor de verschillende vraagmarkten brengt de Sociaal Economische Raad (SER) halverwege 2020 een advies uit aan het kabinet. Als onderdeel daarvan is het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) gevraagd om inzicht te geven in huidige en toekomstig beschikbaar te maken duurzame biomassa en over optimale toepassingsmogelijkheden voor Nederland. Het debat rond biomassa is zeer gepolariseerd, daarom heeft het PBL tegelijkertijd met partijen een gezamenlijk feitenonderzoek (joint fact finding) uitgevoerd. Dat heeft geleid tot het ontrafelen van de issues in vijf verschillende perspectieven op de inzet van duurzame biomassa en de achterliggende argumenten. Het zichtbaar maken van deze perspectieven levert een belangrijke nieuwe toevoeging aan het debat over duurzame biomassa. Het Platform Duurzame Biobrandstoffen meent dat er ruimte is voor een synthese tussen de verschillende perspectieven en dat die ook moet worden nagestreefd. Want de ontwerpparameters voor duurzame biomassaketens zijn immers bekend. Het doel is om bij te dragen aan het versterken van biodiversiteit, watergebruik en een gezonde bodem en gelijktijdig met biogene grondstoffen de inzet van fossiele grondstoffen terug te dringen. Het Platform benadrukt dat voor energetische inzet van biomassa in Europese en Nederlandse regelgeving al geadresseerd is dat deze biomassa niet geproduceerd mag zijn in natuurgebieden, op kwetsbare gronden, en niet mag leiden tot negatieve effecten op indirecte landverandering.

Biodiversiteit

PBL noemt verlies van biodiversiteit door gebruik van biomassa een reëel risico. Het Platform wil hierbij opmerken dat de Europese regelgeving bij energetische toepassing juist al stuurt op inzet van rest- en afvalstromen. Het gaat om inzet van onderling zeer uiteenlopende biogene stromen. De achterliggende redenering is dat de inkomsten uit deze rest- en afvalstromen kunnen bijdragen aan het verduurzamen van het grote systeem. Het Platform beschouwt beschikbaarheid van duurzame biomassa als onderdeel van een circulaire en duurzaam systeem van landgebruik en voegt daar het gebruik van de zee aan toe als we ons ook gaan richten op zeewieren of algen. Het Platform meent dat er een fundamenteel ander systeem nodig is voor een duurzame voedsel- en voederproductie. Een systeem waarin de tegenstellingen tussen ecologie en huidig landgebruik zijn overbrugd met een nieuwe circulaire aanpak.

Ook PBL merkt op dat daar uiteindelijk de sleutel ligt voor inzet van duurzame biomassa. Want voedsel- en veevoerstromen op nationale, Europese en mondiale schaal zijn immers veel groter dan die van biomassa voor materialen, chemie en energietoepassingen. PBL geeft bijv. aan dat in Nederland in 2012 van alle geïmporteerde en geproduceerde landbouwproducten, in termen van gewicht, slechts 5,5 procent wordt omgezet in biobrandstoffen. In de afbakening is gekozen om de PBL-studie te beperken tot de productie en toepassing van biomassa voor materialen, voor energie en brandstoffen, voor toepassing in de landbouw als grondverbeteraar en als grondstof voor de chemische industrie. Een duurzaamheidskader voor de gehele voedsel- en veevoersector opstellen werd vooralsnog als te ambitieus beschouwd, maar is volgens PBL een essentiële vervolgstap.