Routekaart Nationale Biogrondstoffen (2020)

In het in 2020 jaar verschenen rapport van de stuurgroep Routekaart Nationale Biogrondstoffen is de potentie van national biogrondstoffen in Nederland berekend. Om de import van biomassa te verkleinen, kijkt de stuurgroep naar mogelijkheden om het aanbod van biogrondstoffen in Nederland te vergroten.

10 miljoen ton biogrondstoffen extra beschikbaar te maken

Uit dit rapport blijkt dat Nederland in 2030 10 miljoen ton biogrondstoffen meer beschikbaar kan maken, bovenop de 30 miljoen ton die nu beschikbaar is voor voedsel, veevoer en materialen en energie. Met 10 miljoen ton meer kan Nederland investeren in biomaterialen en in bio-energie van eigen bodem. Er kan 1,3 miljard kuub biogas geproduceerd worden ter vervanging van aardgas of van fossiele brandstoffen in de transportsector.

Meerdere routes voor vergroten beschikbaarheid

In het rapport wordt ingegaan op meerdere routes om de beschikbaarheid van duurzame biogrondstoffen te vergroten. Er zijn verschillende soorten biogrondstoffen, waarbij het binnen dit rapport gaat om alle grondstoffen van biotische oorsprong:  landbouwgewassen, restromen uit de landbouw (inclusief mest), opbrengsten uit de bosbouw en landschapsbeheer, reststromen zoals zaagsel, GFT, rioolslib en groenafval. Ook staat het begrip duurzaamheid centraal, waarbij er wordt gestuurd op het feit dat deze biogrondstoffen geen afbreuk mogen doen aan natuur en biodiversiteit of aan bodembeheer, maar bij voorkeur juist bijdragen aan herstel. Als laatste mag geen concurrentie ontstaan met de voedselvoorziening.

Vergroting van het aanbod kan door efficiëntere teelt, door efficiënter gebruik van bestaande stromen en door reststromen beter te benutten. Nieuwe teeltvormen zoals rotatieteelt en strokenlandbouw kunnen opbrengsten verhogen. Daarnaast zijn er kansen voor teelt van zeewier en algen. Beter gebruik van gras en veevoer door raffinagetechnologie toe te passen verbetert het voer en vermindert de benodigde hoeveelheid. Er hoeft dan minder geïmporteerd te worden of er blijft land over. Indien met minder land meer gras geproduceerd kan worden komt er – bij gelijkblijvende veestapel – landbouwgrond vrij voor bijvoorbeeld teelt van suikerbieten of zetmeelaardappelen. Indien de veestapel zou krimpen komt nog meer land beschikbaar voor andere teelt. Niet al het grasland is echter geschikt voor andere teelt. De aanwezige reststromen zoals gft en rioolslib worden nu meestal al benut, maar verdere optimalisering draagt bij aan grotere beschikbaarheid van biogrondstoffen.

In het rapport wordt als laatste ingegaan op de dilemma's en keuzes die bij de verschillende routes kunnen optreden. Zo kan er bijvoorbeeld worden gekozen om minder afhankelijk te worden van veevoer of om meer land een natuurbestemming te geven, of kan er juist worden ingezet op het produceren van biogrondstoffen voor de chemie. In het rapport geeft de stuurgroep een aantal aanbevelingen, waarbij het speerpunt ligt op het maken van duidelijke keuzes die te maken hebben met de vergroting van het aanbod van gewenste biogrondstoffen en het stimuleren hiervan. Ook benadrukken zij de dat de samenwerking tussen de landbouw en de chemie beter gestimuleerd moet worden.

Voor meer informatie, lees het persbericht over het rapport op de website van het Klimaatakkoord.