Min. EZ: Biomassa 2030—Strategische visie voor de inzet van biomassa op weg naar 2030 | 2016

Samenvatting

Biomassa speelt een belangrijke rol bij de voedselvoorziening en de transitie naar een biobased en circulaire economie. Bij deze transitie staat het terugdringen van onze afhankelijkheid van fossiele energie en grondstoffen, het optimaal gebruik van grondstoffen en de hiermee samenhangende noodzakelijke CO2-reductie centraal. De verwachting is dat de Nederlandse vraag naar biomassa richting 2030 stijgt vanwege de inzet van hernieuwbare grondstoffen, zowel vanuit energie- en klimaatbeleid, toekomstige schaarste van fossiele grondstoffen en geopolitieke overwegingen. Het voorkomen van negatieve effecten bij de productie en de toepassing van biomassa is onderwerp van wetenschappelijke en maatschappelijke discussie. In de kamerbrief ‘Meer waarde uit biomassa door cascadering’ is daarom aangekondigd dat het Kabinet een strategische visie voor de inzet van biomassa in 2030 zal opstellen. Met deze visie wordt integraal naar de inzet van biomassa gekeken en worden ook de zorgen geadresseerd. In 2016 vindt verdere uitwerking plaats in het overkoepelende programma circulaire economie dat aan de Tweede Kamer is toegezegd.

Kernvraag

Hoe kan de inzet van biomassa in Nederland zo optimaal mogelijk bijdragen aan het behalen van de beleidsdoelstellingen richting 2030 op het gebied van voedsel, energie, klimaat, mobiliteit, biobased en circulaire economie? En hoe kan Nederland hiermee tegelijkertijd een innoverende, concurrerende economie realiseren? Randvoorwaarde hierbij is dat Nederland zoveel mogelijk gebruik maakt van duurzaam geproduceerde biomassa.

Vertrekpunt

Het vertrekpunt voor de Visie Biomassa 2030 is de situatie op de drempel van 2016, een situatie die gekenmerkt wordt door:

  • Een toenemende urgentie van klimaatopgaven en duurzaamheid en een daarmee samenhangende noodzaak voor een overgang naar hernieuwbare bronnen en een circulaire economie;
  • Lage wereldmarktprijzen voor fossiele bronnen als aardolie en daarmee samenhangend een achterblijvende vraag naar hernieuwbare alternatieven;
  • Het ontstaan van nieuwe toepassingsmogelijkheden voor biomassa in de chemie, onder andere biobased bouwstenen voor de productie van een breed palet aan chemicaliën en polymeren;
  • Zorgen over schaarste, verdringing of ongewenste concurrentie tussen de verschillende toepassingen van biomassa, geuit door de papier-, houtverwerkende en chemische industrie naar aanleiding van subsidie op bio-energie;
  • Aandacht voor duurzaamheid in de verschillende fasen van de keten zoals productie, bewerking, consumptie, afval en hergebruik. Aandacht voor coproductie bij de verwerking van landbouwgewassen en het voorkomen van uitputting van vruchtbare bodems en schaarste aan bodemkoolstof.
Boodschap

Om in de Nederlandse behoefte aan biomassa voor voedsel, veevoer, energie, transport, chemie en materialen te voorzien, kan in potentie voldoende duurzame biomassa beschikbaar komen, mits succesvol ingezet wordt op vergroting van het biomassa aanbod en optimale inzet van biomassa wordt nagestreefd. Daarbij blijft het kabinet inzetten op verduurzaming van productie en toepassing van biomassa. De bijdrage aan onze beleidsdoelen en economische groei kan worden vergroot door vanuit een integrale sturing op CO2-reductie de ontwikkeling van innovaties en de inzet van biochemie en biomaterialen te bevorderen.

  • De inzet van biomassa kan in belangrijke mate bijdragen aan de genoemde beleidsdoelen.
    Biomassa kan een belangrijke bijdrage leveren aan het vervangen van fossiele grondstoffen door hernieuwbare grondstoffen en daarmee ook aan het reduceren van CO2-emissies. Op de lange termijn is het van belang biomassa primair voor die toepassingen in te zetten waar nauwelijks alternatieve, kosteneffectieve duurzame bronnen voor beschikbaar zijn. Dat betreft in elk geval de volgende toepassingen: hoge temperatuur warmte voor de industrie, biobrandstoffen voor lucht- en scheepvaart en grondstoffen voor chemicaliën en materialen. Op de korte en middellange termijn zorgen de subsidies en investeringen in bio-energie ervoor dat duurzame houtachtige biomassastromen op gang komen. Door een verschuiving van verbranding naar verwaarding én verbranding levert dit een impuls aan de biobased economie in Nederland.
  • De vraag naar biomassa zal de komende 15 jaar naar verwachting aanzienlijk stijgen.
    De vraag naar voedsel zal minimaal gelijke tred houden met de groei van de wereldbevolking, waarbij er ook een verandering in dieet verwacht wordt als gevolg van wereldwijde welvaartstijging. Ook de mondiale vraag naar traditionele toepassingen van biomassa als bouwmateriaal, papier en karton zal wereldwijd stijgen. Daarnaast zien veel bedrijven kansen om over te schakelen op biomassa als een hernieuwbare en duurzame grondstof voor materialen en chemie. In de periode tot 2030, maar ook daarna, zal bio-energie naar verwachting een belang- rijke bron van hernieuwbare energie vormen.
  • Duurzaamheid is een wezenlijk uitgangspunt voor het kabinet.
    Er zijn al veel ontwikkelingen naar duurzame biomassa en het kabinet ondersteunt deze. Naast efficiënter gebruik van beschik- bare land-en bosbouwarealen en het tegengaan van verliezen in de keten is gecascadeerd gebruik van biomassa cruciaal. Cascadering gaat over sectoren en toepassingen heen en vergt daarom maat- regelen die cross-sectorale samenwerking stimuleren. Daarnaast is de ontwikkeling van een integraal duurzaamheidskader voor alle grondstoffen van belang. Want als we de grondstoffen waarvoor biomassa een alternatief is, niet ook verduurzamen wordt de toepassing van hernieuwbare grondstoffen ongewenst benadeeld. Daarom is het verstandig stimulansen voor duurzaamheid te richten op één duurzaamheidskader voor alle grondstoffen, inclusief een goede borging, gecombineerd met specifieke maat- regelen voor grondstofstromen die in de praktijk extra zorg vragen.
    Dit geldt voor Europa, maar ook als het gaat om indirecte effecten en de sociale gevolgen voor de lokale bevolking in ontwikkelings- landen (coherentie van het ontwikkelingsbeleid).
  • In potentie kan er voldoende biomassa beschikbaar komen om aan de Nederlandse behoefte aan voedsel, veevoer, energie, transportbrandstoffen, chemicaliën en materialen te voldoen.
    Een vertaling van de wereldwijde beschikbaarheid naar de mogelijke beschikbaarheid voor Nederland komt uit op 115-753 PJ in 2030. Het optellen van de verwachte vraag in 2030 naar biomassa voor energie, biobrandstoffen, chemie en materialen komt op 432-570 PJ. Dit betekent dat in potentie voldoende aanbod aan duurzame biomassa voor niet-voedseltoepassingen beschikbaar kan zijn. Kanttekening hierbij is dat de hogere schattingen voor biomassa beschikbaarheid pas gerealiseerd worden bij succesvolle inzet op vergroting van het biomassa aanbod en een efficiënt gebruik van biomassa.
  • De inzet van biomassa biedt ons land economische kansen.
    Nederland heeft een goede uitgangspositie voor biobased investeringen: strategische ligging met goede zeehavens, sterke agro-, en chemie- en energiesector en hoogwaardige kennisinstellingen. Nederland verwerkt zeer omvangrijke hoeveelhe- den biomassa voor voedsel en veevoer vanwege haar sterke agrofood sector. Door nog meer in te zetten op bioraffinage en coproductie kan met de huidige stromen extra biomassa beschikbaar komen voor niet-voedsel toepassingen.
    Het aantal investeringen in de biobased economie neemt wereldwijd toe. Voor Nederland zijn er concrete kansen voor nieuwe investeringen op het gebied van chemicaliën, materia- len, geavanceerde transportbrandstoffen/bio-energie.
Aanpak: welke maatregelen zijn nodig?

Om de duurzaamheid en kansen van biomassa (-toepassingen) te realiseren wordt ingezet langs de pijlers van Groene Groei: Slimme marktprikkels, Stimulerende wet- en regelgeving, Innovatie, Overheid als netwerkpartner en Vergroening via handel en investeringen. Concreet betekent dit:

Inzet op het vergroten van het aanbod aan duurzame biomassa.

  • Stimuleren van commodity vorming van reststromen uit land- en bosbouw, omdat de veelheid aan kleine stromen die divers van samenstelling zijn, niet aansluit op de vraag naar uniforme stromen vanuit de energie en industriesectoren. Daarbij zijn zowel technolo- gische aspecten (welke conversietechnologie) als organisatorische aspecten van belang (op welk ruimtelijk schaalniveau, consortia- vorming, hoe vindt verdeling van lasten en opbrengsten plaats).
  • Maatregelen gericht op verdere productiviteitsverhoging van de landbouw en de bosbouw in Europa en op mondiaal niveau, inclusief aandacht voor productie van aquatische biomassa en inzet van gedegradeerde gronden voor productie van biomassa.
  • Het nieuwe het Europese Gemeenschappelijk Landbouw 2015 (GLB) ondersteunt de transitie naar een biobased economie al veel beter dan voorheen. Voor de periode na 2020 op EU-niveau inzetten op verdere versterking van de biobased economie middels het GLB.

Inzet op het ontwikkelen van de vraag naar duurzame biomassa.

  • Bevorderen marktontwikkeling door het ontwikkelen van productenbeleid op EU-niveau gericht op:
    i) het uitfaseren van schadelijke stoffen als er een goed biobased alternatief is (bv. niet bio-degradeerbare microplastics in cosmetica),
    ii) het stimuleren van biobased en biodegradeerbare producten in toepassingen waarin producten achterblijven in de natuur (bv. smeermiddelen, landbouwplastics, boorvloeistoffen) en
    iii) het stimuleren van biobased producten die beter scoren op duurzaamheid en gezondheid dan hun huidige alternatieven (plasticizers, ingrediënten voor cosmetica, materialen voor bouw, verpakkingen en automotive).

Inzet op duurzaamheid van productie en gebruik van biomassa.

  • Verkennen van de mogelijkheden om te komen tot één overkoepelend basisduurzaamheidskader voor alle grondstof- fen. Verder het stimuleren van de toepassing van de VN ‘Ruggie Principles’.
  • Voor biomassastromen die vanuit de overheid worden gestimuleerd en voor risicovolle stromen kunnen aanvullende criteria geformuleerd worden, inclusief borging.
  • Voor deze biomassastromen blijven we werken aan de ontwikke- ling van een Europees geharmoniseerd duurzaamheidssysteem. De duurzaamheidscriteria uit het Energieakkoord, met het ingroeipad voor volledige toetsing op areaalniveau, behoren tot de meest vooruitstrevende en verregaande criteria in de wereld.
  • Versterkt doorzetten van het stimuleren van cross-sectorale samenwerking om cascadering van biomassa mogelijk te maken. Dit kan door inzet in Green Deals en versterking van de landelijke platforms en regionale clusters, en het zodanig inrichten van instrumenten dat cascadering gestimuleerd wordt.

Benutten bijdrage van alle toepassingen van biomassa (inclusief materialen).

  • Nederland stuurt op EU-niveau aan op integratie van beleid gericht op hernieuwbare energie, klimaat en materialen door te sturen op één parameter, namelijk CO2-reductie. De klimaat- winst van de inzet van biomassa in chemie en materialen door CO2 binding, klinkt nu maar ten dele door in de hernieuwbare energiedoelen en in de emissiereductiedoelen. Om de inzet verder te stimuleren, zal worden gezocht naar manieren om deze winst meer gehonoreerd te krijgen.

Inzet op innovatie en verdiencapaciteit in Nederland.

  • Stimuleren investeringen in nieuwe productiecapaciteit in Nederland voor geavanceerde biobrandstoffen, chemie en materialen (‘first of a kind’-fabrieken).
  • Versterken van onderzoek en innovaties voor bijdragen op de langere termijn, zoals raffinage van hout en agroreststromen, alternatieve eiwitproductie en de mogelijkheden voor negatieve klimaatemissies (Bio-Energy with Carbon Capture and Storage/ usage). Het uitvoeren van de onderzoeksagenda van het Topconsortium voor Kennis- en Innovatie Biobased Economy (TKI-BBE) is een goed startpunt.

In 2016 vindt verdere uitwerking plaats in het overkoepelende programma circulaire economie dat aan de Tweede Kamer is toegezegd. Dit in afstemming met de activiteiten rondom de Voedselvisie, de Energievisie, Groene Groei en de uitvoeringsagenda van de Duurzame Brandstofvisie en de daarvoor geplande dialogen.